Diesel
Hoe “Diesel” ontstond.
Het is een lang en ingewikkeld verhaal………. zonder eind… Heb je even?
Nadat ik in 1976 Kayak had verlaten werd ik producer in vaste dienst bij platenmaatschappij EMI/Bovema. Oud-Kayakproducer Gerrit-Jan Leenders had me de baan aangeboden, en onder andere vanwege mijn onvrede met de gang van zaken bij Kayak was ik er op ingegaan. Ik had al jaren de ambitie om te gaan produceren en had, vanaf de eerste Kayak-opname, Gerrit-Jan uiterst hinderlijk voor de voeten gelopen. “Je wist het toch altijd beter? Je krijgt nu van mij de kans om het te laten zien”, zo lichtte hij zijn aanbod toe.
Al snel bleek produceren in een vast dienstverband een verre van ideale situatie voor me te zijn. Gerrit-Jan had evenwel, vlak na mijn indiensttreding, gevraagd of er bepaalde dingen waren die ik graag wilde doen. Mijn antwoord daarop was: “ja, iets met Robbie Vunderink”.
Daarop wendde Gerrit-Jan zijn blik af en zei zachtjes “o, nee……..” en op mijn vragende blik mompelde hij iets in de trant van “niet mee te werken”.
Daar schrok ik van, want als iemand dat zou kunnen weten, was het Gerrit-Jan wel, dacht ik. Hij was immers de eerste producer van de band “The Hammer” waar Robbie tot voor kort deel van had uitgemaakt. Die band had tevens hetzelfde management als Kayak. Daardoor kreeg ik regelmatig opnames van ze te horen, waaraan met name de stem en het nogal onorthodoxe gitaarspel van Robbie me waren opgevallen. Ik besloot Gerrit-Jan’s waarschuwing te laten voor wat-ie was en nam contact op met Robbie. Nadat ik hem had uitgelegd wat ik van plan was, (nl. zijn nummer “Oh Lord” opnieuw opnemen) reageerde hij verbaasd over het feit dat er überhaupt nog iemand bestond die geïnteresseerd was in hem als muzikant. Niet lang daarna namen we met zijn tweeën (Robbie gitaren, bas en zang, ik drums en keyboards) “Oh Lord” inderdaad op.
Of-ie nou lastig was of niet, ik kon prima met Robbie opschieten, bovendien was iedereen over het resultaat zeer te spreken, zelfs EMI. Kort daarna, in 1977, werd het als single uitgebracht (met op de B-kant mijn nummer “Stop Wastin’ Your Time”) onder de naam “Concrete”.
Die naam was niet helemaal uit de lucht komen vallen. “Oh Lord” was een nogal heavy nummer, en de enige kans op airplay zou zijn geweest bij Alfred Lagarde’s “Beton-uur”, vandaar.
Het plan werkte: Alfred draaide de plaat regelmatig, het begin was er.
In de loop van 1978 werd het duidelijk dat ik mijn baan als producer in vaste dienst bij EMI-Bovema niet lang zou volhouden. Voortdurende veranderingen in de structuur van het bedrijf (volgens sommige werknemers was “Bovema” de afkorting van “Bij Ons Verandert Elke Maand Alles”) waren er de oorzaak van dat in oktober van dat jaar niet alleen ik, maar de GEHELE productie-afdeling -inclusief secretaresses- teleurgesteld en boos ontslag nam.
Niet lang daarvoor hadden Robbie en ik nog iets opgenomen (“Bite Back”), en voorzichtig de mogelijkheid besproken om ook eens “live” wat te gaan doen. Ik was dan wel producer, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Ik moest weer gaan spelen.
De opzet van de band, zoals ik die voor ogen had, omschreef ik toen als “anti-Kayak”. Niet tegen Kayak als groep, maar wel tegen de blufferige manier waarop we vanaf de eerste dag waren neergezet. Ik had niets op met de grootspraak van ons management, de bla-bla-verhalen over onze geweldige toekomstige Amerikaanse en Engelse successen en de patserige manier van presenteren, waardoor we voornamelijk bezig waren geweest onze eigen -niet bestaande- internationale roem achterna te lopen.
Met een eventuele nieuwe band wilde ik gewoon lekker gaan spelen, zonder druk, vooral geen verwachtingen wekken, geen enorme investeringen, geen overbodige poespas, maar kleinschalig rocken, desnoods voor consumpties.
Opnemen met zijn tweeën gaat prima, maar “live” spelen is iets anders: er moesten nog minimaal twee mensen gevonden worden.
Na diverse audities viel uiteindelijk de keus op Rob’s vroegere bandleden Mark Boon (gitaar en zang) en Frank Papendrecht (bas en zang), waardoor deze nieuwe band in feite “The Hammer” was, alleen met een andere drummer.
Na een paar veelbelovende repetities stelde ik een naam voor: DIESEL.
Hoe het verder ging……
“Polydor heeft Abba, Grease en Saturday Night Fever, dus Polydor heeft geld”, was mijn redenering toen ik eind 1978 besloot een platenmaatschappij te gaan benaderen om toch weer als producer, maar nu als freelancer, aan de slag te komen. Mijn eerste afspraak daartoe, met Polydor’s toenmalige A&R manager Harry Knipschild, liep op niets uit. Toen ik bij het weggaan langs mijn neus weg zei dat ik weer een eigen band had, spitste hij plotseling de oren en haastte zich me uit te nodigen voor een tweede gesprek, nog geen week later.
Ik had een demo bij me die ik tamelijk achteloos aan hem liet horen, met daarop mijn pas geschreven liedje “Going Back to China”.
Harry viel onmiddellijk voor het nummer, wat een wonder mag heten als je weet wat voor demo het was: een in de huiskamer opgenomen kattebelletje -uitsluitend voor mijzelf bedoeld om het nummer niet te vergeten- opgenomen op een jankende dictafoon. Het geheel bestond uit: piano met mijn piepende zang (veel te hoog voor me) terwijl iemand in dezelfde kamer met hoorbaar enthousiasme een plank doormidden stond te zagen. Desondanks kreeg ik van Harry onmiddellijk de kans om dit nummer met Diesel te gaan opnemen.
Twee vliegen in een klap, producer en bandlid! (Knipschild heeft de demo nog vaak gebruikt als er weer eens een afgewezen, boze artiest zijn beklag kwam doen omdat platenbonzen niet “door demo’s heen kunnen luisteren”. Hij pakte dan steevast mijn cassette, draaide het gedrocht af en sprak vervolgens geamuseerd: “Waar heb je het over? Dit heb ik WEL genomen!”)
De algemene constatering dat platenbonzen “niet door demo’s heen kunnen luisteren” is hiermee overigens in ‘t geheel niet ontkracht. De waarheid is zelfs nog schokkender, ik ben al blij als ze in staat zijn een kant-en-klare CD enigszins naar waarde te schatten.
De opnames en mix van “China” vonden plaats op 6 en 9 februari 1979 in de toenmalige DMC studio in Baarn. Deze studio genoot mijn voorkeur vanwege de technicus aldaar, John Sonneveld. Ik wist, uit mijn verleden als sessie-drummer, dat hij mijn drums prachtig kon opnemen, en wilde geen enkele risico lopen qua geluid, het was immers mijn allereerste productie als free-lancer. Ik kreeg maar één kans, had Harry Knipschild gezegd.
En -je zult het altijd zien- als zo’n band niet echt de intentie heeft om “het helemaal te gaan maken”, wordt zo’n plaat ineens een hit. Niet eens zozeer qua verkoop, maar wel qua aandacht. Onmiddellijk nadat de single voor het eerst op de radio te horen was geweest, kreeg ik telefonisch diverse aanvragen van andere maatschappijen om producties voor ze te gaan doen. Bovendien moest er snel een opvolger voor “Going Back to China” gevonden worden. Die diende zich rap aan, het door Mark Boon geschreven “Down in the Silvermine”. Toen ook dat een hit werd, kreeg ik het verzoek van Polydor zo snel mogelijk een album met Diesel te gaan maken.
Inmiddels was Diesel ook “live” gaan spelen, met zeer wisselend succes overigens.
Achteraf is het allemaal wel verklaarbaar. Al tijdens de opnames bleek de sfeer binnen de groep er een te zijn, waar geen band trots op zal zijn. Een aantal karakters bleek onveranderlijk (en onherstelbaar) te botsen, en dat zal ongetwijfeld ook voor het publiek merkbaar zijn geweest. Bovendien hadden onze singles, hoewel succesvol, niet de lading gedekt van wat Diesel “live” bracht. Vertrouwd met een vriendelijk liedje als “China” en de gezellige country-stamper “Silvermine” varieerden de gelaatsuitdrukkingen van het publiek, nadat het getrakteerd was op een gezonde portie kokend lood (“All because of you”, “Bite back”) van geschokte verbazing tot regelrechte walging.
De bij vlagen zelfs vijandige sfeer binnen de groep openbaarde zich ook steeds vaker in de studio, zodat het een wonder mag heten dat we uiteindelijk een prima album afleverden, met als hoogtepunt natuurlijk het kroonjuweel “Sausalito Summernight”.
Aan dat nummer (geschreven door Robbie en Mark) was dan ook ruim voldoende aandacht besteed, ongeveer de helft van ons budget voor het hele album was in dat ene stuk gaan zitten, maar het bleek achteraf dik de moeite waard.
Nog steeds voel ik een zekere mate van trots wanneer ik het hoor.
Wij wilden zelf “Sausalito” als 3e single uitbrengen, maar onder druk van Frits Spits besloot Polydor “Alibi” op single uit te brengen. Leuk liedje, maar absoluut geen single. Nadat-ie uitgekomen was vond de heer Spits dat blijkbaar ook, want vanaf dat moment heeft-ie het nummer nooit meer gedraaid, waardoor wij met onze eerste flop opgescheept zaten.
Maar “Sausalito”, direct daarop uitgebracht, deed het niet veel beter, in Nederland tenminste. Zelfs met het ware bombardement aan airplay die we kregen was het magere resultaat een kortstondig verblijf in de onderste regionen van de top 40.
Vlak daarop kondigde Mark zijn vertrek aan, en Frank volgde hem.
Robbie en ik hadden, ondanks alle strubbelingen die er geweest waren, nog voldoende energie en zin om een nieuwe band samen te stellen. Na weer nieuwe audities kwamen Wijnand Ott (bas) en Hugo de Bruyn (gitaar, zang) de gelederen versterken. In deze line-up hebben we nog een tijdje doorgespeeld, maar er zijn geen opnames mee gemaakt. Bovendien was het besef tot me doorgedrongen, dat ik de overige bandleden nogal beperkte in de hoeveelheid concerten die er geboekt konden worden.
Inmiddels erg druk met producties, zag mijn week er als volgt uit: de hele week, iedere dag opnames (vanaf maandagochtend 10 uur), vrijdagmiddag door de andere bandleden afgehaald worden uit de studio om ‘s avonds te gaan spelen, zaterdagavond spelen, zondagavond spelen en dan maandagochtend weer om 10 uur in de studio.
Dit was al bijna niet te doen, maar toen Diesel “nee” moest gaan verkopen voor concerten door de week omdat ik niet beschikbaar was, vond ik het tijd om op te stappen om de anderen niet tot last te zijn. Zij waren er financieel veel afhankelijker van dan ik. Ik heb toen voorgesteld om “live” voor een andere drummer te gaan zorgen, maar dat ik voor opnames gewoon beschikbaar zou blijven, zowel voor drums als de productie.
Hoe het niet meer verder ging……
Niet lang nadat ik mijn stokken aan de wilgen had teruggegeven, omstreeks 1981, werd “Sausalito” een dermate grote hit in Amerika (nationwide nummer 25) dat er een tour moest komen.
Kijk, daar wilde ik wel een productie’tje voor opzij zetten, maar dat bleek niet nodig. Mark Boon was (terecht) gevraagd om voor de tour tijdelijk weer bij Diesel te komen spelen, maar hij bleek alleen maar bereid om dat te doen als ik niet zou meedoen, zo werd mij verteld. Nu, ongeveer 25 jaar later, blijkt dat dat verhaal niet helemaal op waarheid berust, maar hoe dan ook, ik ging niet mee.
Na deze Amerikaanse tour is er (zonder mij, maar met Mark), nog een album gemaakt, het door mij (en vele anderen) verguisde “Unleaded” en hebben er nog diverse “Diesels” bestaan, maar ik zou niet eens kunnen zeggen wie daarin speelden.
Feit is, dat ik omstreeks 1987 weer werd benaderd door Robbie om “weer eens wat te gaan doen”. Het gevolg daarvan heette bijna automatisch weer Diesel, met André Versluijs op bas en Jeroen Englebert op keyboards en zang.
Ruim een jaar voordat Robbie me benaderde had ik een liedje geschreven voor de Beach Boys. Ik had in een vertrouwelijke blaadje voor liedjesschrijvers gelezen dat ze materiaal zochten (ja, hoor eens, ik geloofde het eerst ook niet toen ik het las, maar het was echt zo) en was direct aan de slag gegaan. Volgens de overlevering had, na een klein jaar, mijn liedje alle schiftingen overleefd en zou definitief door de Beach Boys opgenomen gaan worden, ware het niet dat het de platenmaatschappij niet lukte om die band zelfs maar één keer bij elkaar te krijgen, waarop het gehele project werd afgeblazen.
Het bewuste liedje, “Samantha” is vervolgens door Diesel opgenomen en werd zowaar een hitje. De opvolger, “Colorado” deed het minder goed en de band wist het gebrek aan succes feilloos te compenseren met een overdaad aan lusteloosheid en verdween binnen een jaar tamelijk geruisloos weer van het toneel.
En dan de merkwaardige hybride-CD “Van Hoo presents Diesel on the Rocks”. Een leuk, naamloos hobbybandje was het, meer niet.
Maar het feit dat Robbie en ik er beiden in speelden was voldoende voor de platenmaatschappij om te eisen dat het resultaat “Diesel” genoemd werd en de CD opgeleukt zou worden met de originele versies van “Sausalito” en “China”.
Die CD bestond verder voornamelijk uit coverversies van werk van o.a. Creedence Clearwater Revival, Joe Walsh en The Spencer Davis Group.
Hoewel absoluut niet representatief voor Diesel en bovendien in recordtijd opgenomen en gemixed, is het resultaat best aardig. Er staan in ieder geval ook een paar nieuwe, eigen stukken op. Robbie’s “Bad News” en mijn “Murphy’s Blues”. De CD was oorspronkelijk bedoeld als promotie-item bij aankoop van een fles wodka van het merk “Van Hoo”. Van Daar.
Niet veel mensen weten dit, maar in januari 2005 heeft Diesel in de oorspronkelijke bezetting eenmalig (en kort) opgetreden in een café in Nijmegen, ter gelegenheid van een actie voor de Tsunami-slachtoffers. Groot was de verbazing, niet in’t minst bij onszelf, toen we tijdens de soundcheck (tevens de enige repetitie) na bijna 25 jaar alle nummers vlekkeloos speelden, zelfs beter dan we ooit hadden gedaan. Het leek heel even “tijd om plannen te smeden”….. En dat gebeurde ook, maar ons aangekondigde optreden tijdens de “Haagse Beatnach” ging niet door, omdat de belangstelling voor dit vroeger zo populaire jaarlijkse evenement dermate minimaal was dat de “Beatnach” werd omgedoopt in “Nietnach”.
Hoewel de daarop ondernomen poging (november/december 2005) om alsnog tot een heroprichting van Diesel te komen al na twee repetities weer werd afgeblazen, kan ik Diesel-fans toch aanraden de “Nieuws”-sectie op deze site de komende tijd even in de gaten te houden.
Het zou weleens kunnen dat…. en bovendien beweren boze tongen…..
-Wordt ongetwijfeld vervolgd……-