PIM’S BLOGS – PIM OVER THE PRESIDENT

The President.

Band foto

The President is wellicht het buitenbeentje van “mijn” bands.
De manier waarop deze groep ontstond is weliswaar vrijwel identiek aan die van Kayak en Diesel, d.w.z. hij kwam voort uit een samenwerkingsverband tussen mij en een andere muzikant.
Bij Kayak was dat natuurlijk Ton Scherpenzeel, bij Diesel Robbie Vunderink, en bij The President zanger/bassist/toetsenist Okkie Huijsdens. Het grote verschil was, dat er in geval van The President aanvankelijk geen enkele behoefte bestond om een echte band te gaan formeren. Het was een soort duo-presentatie, die ook nog eens heel moeizaam op gang kwam. Het ontstaan was ook niet zozeer vanwege ervaringen die we met elkaar hadden -die hadden we namelijk niet- maar meer op grond van reputaties. Ik had Okkie regelmatig op platen horen zingen, dus ik wist dat hij goed was, maar ik had nog nooit met hem in die hoedanigheid gewerkt.

Begin jaren tachtig was de DMC Studio in Baarn mijn dagelijkse werkterrein. Mijn carrière als freelance-producer was op zijn hoogtepunt, en het is een paar jaar achtereen voorgekomen, dat ik op 2 januari alvast de studio volboekte voor de eerste 5 à 6 maanden van het jaar. Ik kwam om in de producties en werkte bijna uitsluitend in deze (mijn favoriete) studio.
Als producer wilde ik eigenlijk alleen maar opnemen met mensen die echt goed waren, en heb me daardoor zelden schuldig hoeven maken aan het produceren van zgn. “fake” acts, artiesten die niet of nauwelijks konden zingen of spelen, maar zich dankzij hun snoezig uiterlijk op een podium of televisie goed wisten te verkopen.
De prijs die je voor deze manier van werken moet betalen is echter hoog: goeie artiesten weten meestal donders goed wat ze willen, en schrijven vaak zelf hun materiaal, of hebben iemand die dat al jaren voor ze doet. Als producer loop je dus de extra inkomsten mis van auteursrechten die je zou krijgen als je een act “bedenkt” en er ook het materiaal voor schrijft.
Maar veel erger dan het financiële aspect vond ik, dat ik geen uitlaatklep meer had voor mijn eigen creativiteit.
In die jaren produceerde ik Maywood (schreven zelf), Pussycat (eigen liedjesschrijver, de briljante Werner Theunissen), The Time Bandits (Alides Hidding schreef alles zelf) Lucy Steymel (schreef zelf, met Roland de Leeuw) en Patricia Paay (manager John van Katwijk schreef bijna alles).

Ik kon dus wel nummers schrijven, maar geen hond die ze uitvoerde. Het was hoog tijd om daar iets aan te gaan doen.
Okkie Huijsdens was toentertijd één van de opnametechnici van DMC. Meestal werkte ik met zijn collega John Sonneveld, maar het kwam ook regelmatig voor dat Okkie aan de knoppen zat. Op een dag vroeg ik hem of hij interesse had om samen een project te gaan doen, waarop hij (onder voorbehoud) positief reageerde. Dat voorbehoud bestond hierin, dat hij creatief net zoveel inbreng wilde hebben als ik, waarmee ik akkoord ging. Er werd vooraf geen duidelijke muzikale richting bepaald, die zou zichzelf wel wijzen, leek ons.
Maar niets wees zichzelf, er gebeurde bijna een jaar helemaal niks en ons voornemen was voorlopig gestrand in schoonheid. We hadden geen van beiden geschikt materiaal op de plank liggen, totdat Okkie een nummer hoorde bij een uitgeverij dat hem wel wat leek. Vlak daarna vond ik ook een stuk, zodat we in ieder geval iets konden gaan doen.
Een platencontract was er snel, omdat ik voor maatschappij CBS drie acts per jaar zou gaan produceren, en er pas twee waren ingevuld. (Time Bandits en Lucy Steymel) CBS had wel oren naar een dergelijk “eigen” project.
Voor de opnames van de bewuste twee nummers (“Only Once Is Enough” en “The Way That It Is”) werd de hulp ingeroepen van Frank Papendrecht (bas) en Bas Krumperman (gitaar) die beiden ooit in een line-up van Diesel hadden gespeeld.

De opnames verliepen zo goed, dat ik op een bepaald moment -in een vlaag van enthousiasme- Okkie vroeg of hij het even zonder me kon stellen. Onmiddellijk ging ik, gewapend met een cassetterecorder, aan de piano zitten. Na een soort creatieve hoestbui kwam ik na een half uurtje terug met 6 nieuwe thema’s. Uiteindelijk zijn daar 4 nummers uit voortgekomen, die alle op ons debuutalbum “By Appointment Of” zijn verschenen. (“Hot Blooded Lady”, “Turn Me On”, “Making Millionaires” en “Don’t Put Me On Hold”) Als de adrenaline maar stroomt…..
Deze manier van werken werd kenmerkend voor “The President”, vrijwel alle nummers werden vanaf dat moment in de studio gecomponeerd.

Als blijk van dank voor zijn enorme inbreng besloten we ook een nummer van gitarist Bas Krumperman op te nemen, “Going Places”. Zijn gitaarsolo (laat je hals maar roken, Bas!) op dit nummer beschouw ik nog steeds als een mijlpaal in de Nederlandse popgeschiedenis. Kort na de opname van “Going Places” overwogen we het nummer te verlengen met een dromerig intro, dat we later “Outland” hebben genoemd. Dit stuk ontstond ter plekke en is vrijwel geheel geïmproviseerd, losjes gebaseerd op het akkoordenschema van “Going Places”, Bas op 6-snarige basgitaar en ik op synthesizers.

Het enthousiasme bij onze kennissen en ook de platenmaatschappij was groot. Regelmatig werden we ‘s avonds (en tot diep in de nacht) in de studio bezocht door allerlei mensen die kwamen luisteren wat we aan het doen waren. Erg gezellig, maar door al die gezelligheid schoten de opnames niet erg op, zodat het project uiteindelijk vrij prijzig werd.

Ondanks het feit dat echte hits uitbleven, (“You’re Gonna Like It” deed het nog het best) kreeg ook dit project weer de nodige internationale aandacht, vooral in Amerika en Japan.
En in Nederland kregen we voor “By Appointment Of” zelfs een Edison.

Edison 1984 (4)

Desondanks raakte het project al snel in verval. De platenmaatschappij deed vaak vergeefs een beroep op ons voor promotie-optredens, omdat Okkie niet zonder meer bereid bleek zijn goedbetaalde werk als technicus opzij te zetten. De roep om live-optredens werd ook steeds luider, en werd evenmin gehonoreerd.
Dat er uiteindelijk überhaupt nog een tweede album kwam, is te danken geweest aan het feit dat ik een dag “leegstand” in de Wisseloord Studio mocht opvullen. Ik heb (zonder Okkie) daar dankbaar gebruik van gemaakt en nam een net geschreven, nogal heavy nummer op, “Bad Luck Runs In Families”. Toen ik Okkie daarna de tape liet horen, raakte hij tenminste weer enthousiast en dit bleek het startschot te zijn voor een nieuw album dat precies een jaar later onder de naam “Muscles” het licht zag. Hoewel er een paar juweeltjes op staan (“Don’t Wanna Wait For Love” en “Northern Light”) heeft dit album nooit de erkenning gekregen die iedereen vond dat het verdiende.

Uiteindelijk werd er een geslaagde poging ondernomen om een “echte” band te formeren en een tourtje te gaan doen.
Die band bestond, buiten Okkie en mij, uit

Cees Stolk (piano, zang)
Frank Papendrecht (basgitaar),
Bas Krumperman (gitaar)
George Kobryn. (keyboards en zang)

Deze laatste man was me totaal onbekend, maar bleek een uit New York afkomstige oude bekende van Okkie te zijn, die speciaal voor dit project een paar maanden naar Nederland was gekomen.
We hebben ongeveer 12 keer live gespeeld, met wisselend succes, maar er bleek onvoldoende enthousiasme te zijn bij iedereen om ermee door te gaan.

“The President” heeft zijn ambtstermijn nooit volgemaakt.
Na twee albums hield iedereen het voor gezien.